De samenwerking tussen parket en politie

De politie en het openbaar ministerie zijn belangrijke schakels van het strafrechtsysteem. Een goede onderlinge verstandhouding tussen beiden is daarbij onontbeerlijk. Middels een aantal initiatieven kan deze samenwerking nog verder uitgediept worden.

Het openbaar ministerie leidt het onderzoek

In principe dient de politie alle informatie aangaande strafbare feiten door te geven aan het parket (art. 29 Sv.). Ze doet dit in processen-verbaal. Het parket kan tevens rechtstreeks een klacht ontvangen en opnemen. Daarnaast kan men een burgerlijke vordering instellen bij de onderzoeksrechter. In sommige gevallen wordt de politie gevraagd om "ter plaatse hun mening te geven" aan de magistraat.
De politie handelt tijdens het opsporingsonderzoek onder het gezag en de verantwoordelijkheid van de procureur des Konings (art.28bis §1, Sv.), die haar kan belasten met bijkomende onderzoeksdaden en bewijsgaring. Alle procedurele handelingen worden geakteerd in processen-verbaal. Deze aktes worden opgesteld volgens wettelijke procedures en richtlijnen die voornamelijk door het openbaar ministerie worden uitgevaardigd. Samen vormen deze processen-verbaal de kern van het dossier waarop rechters hun beslissing zullen baseren. Vandaar dan ook het belang van de kwaliteit ervan.

Een vluchtige lezing van de tekst geeft misschien de indruk dat de politie zich dient te beperken tot het uitvoeren van de instructies van magistraten. Niets is echter minder waar.


Autonomie en vertrouwen

Zowel de wet als de jurisprudentie laten de politie toe om initiatieven te nemen zonder het openbaar ministerie meteen op de hoogte te brengen. Ze mag onder bepaalde voorwaarden zelf onderzoeken. Het is zo dat, in voorkomend geval, de magistraat onmiddellijk op de hoogte moet gebracht worden van bijvoorbeeld een gijzeling, terwijl dat bij een eenvoudige diefstal in principe niet dringend is. We dienen ook de bepalingen van de COL ‘"Het ambtshalve politioneel onderzoek en het vereenvoudigd proces-verbaal" (APO; Col. PG. 08/2005 - Herziene versie van 18 april 2014) te volgen die, afhankelijk van de situatie, het volgende regelt:

  • Het opstellen van een vereenvoudig proces-verbaal (VPV);
  • Een ambtshalve politioneel onderzoek waarbij de politie het volledige dossier in eigen beheer afhandelt alvorens het door te sturen naar het openbaar ministerie,
  • Het opstellen van een proces-verbaal volgens de instructies van de magistraat.

De politie geniet voldoende vertrouwen om in eerste instantie zelf de feiten te kwalificeren (die echter wel kunnen geherkwalificeerd worden door de magistraat) en om zelf te beslissen welke dringende taken dienen uitgevoerd te worden. Dit maakt hun werk minder hiërarchisch en zo netwerkt men meer. Dit wordt ondersteund door een generatie van magistraten die open staan voor management en beter opgeleide politiemensen.

Dit vertrouwen blijkt ook in complexere onderzoeken waarbij, afhankelijk van de specialisatie, informele teams van magistraten en politieambtenaren worden gevormd. Het resultaat is dialoog, uitwisseling van standpunten, meer autonomie en persoonlijke contacten. Door deze samenwerking is elk van hen min of meer vertrouwd met de kwaliteiten van de ander. Dit komt de ervaring en complementariteit uiteraard ten goede.


Onderlinge afhankelijkheid

Uit vaststellingen op het terrein blijkt dat de relatie parket en politie een symbiose is.

Politieambtenaren zijn de ogen van de magistraten op het terrein. Ze zoeken informatie, voeren onderzoeken uit en stellen middelen ter beschikking. Kortom, ze zijn een toeleverancier van het openbaar ministerie.
Bovendien kunnen ze, afhankelijk van hun specialisatie, een advies of zelfs raad geven aan de magistraat op een gebied waarmee deze minder vertrouwd is. Gezien de vele wetswijzigingen waarmee men te maken krijgt is dit een meerwaarde.
Omgekeerd is de politie afhankelijk van de magistraat voor het kunnen uitvoeren van sommige handelingen (bv. een onderzoeksmethode waarbij het openbaar ministerie dient tussen te komen), het beslissen over een vrijheidsberoving of het opstarten van een procedure.


De samenwerking verbeteren

De wetgever heeft rekening gehouden met de territorialiteit van het gerechtelijk werk door de oprichting van verschillende organen, zoals bijvoorbeeld het arrondissementeel rechercheoverleg. Tijdens dit overleg worden de gerechtelijke politieopdrachten gecoördineerd en wisselt men informatie uit. Onder leiding van de procureur des Konings zitten vertegenwoordigers van de lokale en de federale politie samen.

Daarnaast bestaan er nog andere overlegorganen. Zowel formele (de zonale veiligheidsraden) als informele. Ook het nationaal veiligheidsplan legt de nadruk op het "onderzoeksbeheer".

Enkele initiatieven verdienen bijzondere aandacht. In een Franstalig gerechtelijk arrondissement werd op initiatief van de procureur des Konings en de lokale politie een werkgroep "Interacties tussen politie en parket" opgericht. Uitgaande van de onderlinge onafhankelijkheid van deze twee instellingen is het de bedoeling om voorstellen te formuleren met betrekking tot:

  • Hoe men efficiënt informatie kan uitwisselen in het algemeen;
  • Hoe men de kwaliteit van het werk kan verhogen;
  • Welke zaken prioritair zijn en welke bijkomstig? Rekening houdende met de principes van het ambtshalve politioneel onderzoek (zie boven) en het strafrechtelijk beleid van het parket;
  • Welke maatregelen vooraf kunnen worden genomen teneinde afschuifpolitiek te vermijden (bv. door meteen bepaalde vragen te stellen aan de verdachte);
  • Hoe men het advies aan de dienstdoende magistraat kan verbeteren;
  • Hoe men de kwaliteit en structuur van de processen-verbaal op basis van de ervaringen van de magistraten kan verhogen;
  • Initiatieven die genomen kunnen worden om de afhandeling van bepaalde dossiers te bespoedigen;

Ook in West-Vlaanderen kwam een uniek project tot stand dat de samenwerking tussen politie en parket versterkt: PROF West-Vlaanderen (Politonele Richtlijnen voor het Operationeel Functioneren, zie het artikel PROF W-VL). Dankzij deze doorgedreven samenwerking in het arrondissement kan het openbaar ministerie zijn verwachtingen duidelijk maken naar de politie toe en omgekeerd.

Het succes van al deze initiatieven hangt af van het vertrouwen en de openheid van de deelnemers. Organisatorische, wetgevende en sociale veranderingen zijn van die aard dat de initiatieven duurzaam moeten zijn, zelfs wanneer de frequentie van de bijeenkomsten wordt aangepast.

Lees ook: Een uniek informatienetwerk op provinciaal niveau


Claude BOTTAMEDI
Korpschef van een politiezone o.r.

Bron:
CARTUYVELS Y., Politie en parket in België: naar een herconfiguratie van de bevoegdheden? Droit et société, 2004/3 (n°58), pp. 523-542.